Houding tijdens gesprek!
1. Situatie-vragen (= vragen naar de feiten van de situatie)
– Hoe is de situatie met betrekking tot … (vul in)? (vraag naar de feiten van de situatie)
– Wat is het beleid met betrekking tot… (vul in)?
– Hoe zijn de ontwikkelingen met betrekking tot … (vul in)?
2. Probleem-vragen (= vragen naar onvrede met de situatie)
– Ben je tevreden over…?
– Hoe gaat het met…?
– Hoe ervaar je…?
– Wat zijn zaken waar je tegenaan loopt met betrekking tot … (vul in)?
3. Implicatievragen (= vragen naar de implicaties van de problemen)
– Wat zijn de gevolgen voor … (energie, geld, tijd)?
– Wat zijn de consequenties voor…
– Hoe voelt het om… (vragen naar de emotie)
– Hoeveel kosten zijn hiermee gemoeid (energie, geld, tijd)?
– Als deze situatie voortduurt, hoeveel zou dat kosten (energie, geld, tijd)?
4. Toekomstvragen
– Wat zou je graag willen?
– Wat zouden je wensen op dit gebied zijn?
– Als de situatie ideaal was, hoe zou deze er dan uitzien?
– Stel je hebt een toverstokje en alles gaat zoals je het wilt, beschrijf dan eens hoe de situatie dan zou zijn?
4. Implicatievraag over de gewenste toekomst:
– Hoeveel zou het opleveren als deze situatie opgelost was?
– Hoeveel kosten zou je dan besparen?
– Hoeveel zou het kosten als je deze situatie NIET oplost?
– Wat zou je het waard zijn om deze gewenste situatie te bereiken?
5. Bruggetjes vragen (om de brug te slaan naar het presenteren van je eigen aanbod)
– Wat zou je nodig hebben in deze situatie?
– Wat zou je hierbij kunnen helpen?
– Denk je dat ik hierbij zou kunnen helpen?
– Ik heb het idee dat ik hierbij goed zou kunnen helpen. Zal ik iets vertellen over hoe ik werk?
VERTEL JE AANBOD
6. Vragen om de koop (na je presentatie)
– denk je dat dit iets voor je is?
– Wat vind je van dit aanbod?
– Zou het iets voor je zijn?
Na het noemen van het bedrag ben je STIL.